“Do you want me to put you back on the plane to Guadaloupe?” vraagt de grote zwarte man met Caribisch accent bij de douane op Antigua dreigend en neerbuigend aan me. Het is januari 1986, Ik ben 18, heb er net mijn eerste vliegreis opzitten. Amsterdam-Parijs, Parijs-Guadeloupe, op Guadeloupe een hotelovernachting en nu na een korte vlucht geland op Antigua waar ik word verwacht op het schip waar ik ga werken. Met een one-way-ticket.
De man op het net enkele jaren zelfstandige eiland wil niet geloven dat ik diezelfde avond nog per schip het eiland weer verlaat en geeft me uiteindelijk een stempel in mijn paspoort met een vermelding dat ik me moet melden op het politiebureau.
Maar voor ik dat kan doen ben ik al aan boord en op weg naar het volgende eiland. Elke zaterdag zal ik de daaropvolgende maanden terugkeren op Antigua, en omdat op zaterdag de Canadese en Amerikaanse passagiers wisselen (See seven Islands a week) hoef ik op zaterdagavond niet in het restaurant te werken. Wel een hele zaterdag cabins poetsen en beneden in het bloedhete ruim, waar de kakkerlakken vrij spel hadden, in de wasserette helpen. Lees verder